De  ecosysteemaanpak in beekdalen

Beekdalen zijn relatief laaggelegen gebieden langs een beek en met omringende hogere zandgronden. Het zijn bij uitstek gradiëntrijke landschappen, met veel variatie en daarmee bijzonder waardevol voor de natuur. Het omliggende landschap, het reliëf en de voeding door het grondwater bepalen het karakter van het beekdal, dat daardoor sterk kan variëren.

In LIFE Resilias gaan we in de beekdalen aan de slag met het verhogen van de veerkracht om zo de dominantie van Japanse duizendknoop (Fallopia Japonica) tegen te gaan. De focus ligt op de beekbegeleidende bossen in beekdalen. Dit zijn hele soortenrijke bossen met een uitbundige voorjaarsbloei van bosanemonen (Anemone nemorosa) en slanke sleutelbloem (Primula elatior). Deze soortenrijkdom wordt echter bedreigd door verdroging en verdringing door Japanse duizendknoop en andere exoten zoals reuzenbalsemien (Impatiens glandulifera). Deze kunnen zich langs beken gemakkelijk verspreiden en vinden in de rijke vochtige ondergrond een goede voedingsbodem om zich invasief uit te breiden.

De ecosysteemaanpak in beekdalen

In beekbegeleidende bossen kunnen invasieve duizendknopen en reuzenbalsemien dichte begroeiingen vormen doordat de bossen relatief licht zijn. Vaak zijn het aangeplante gelijkjarige bossen die bestaan uit boomsoorten waarvan de kronen veel licht doorlaten zoals zomereik en populier. De dichte manshoge begroeiingen van Japanse duizendknoop gaan vervolgens de vestiging van mogelijke concurrerende jonge bomen en struiken tegen.

Goed ontwikkelde beekbegeleidende bossen daarentegen bestaan uit meerdere boomlagen van verschillende boom- en struiksoorten. Echte bosplanten kunnen zich in deze schaduwrijke omstandigheden goed handhaven maar voor snelgroeiende invasieve exoten is het te donker. De eenjarige reuzenbalsemien kan zich daardoor niet meer verjongen. Japanse duizendknoop heeft echter vaak veel reserve opgebouwd. Hij weet zich daardoor lang te handhaven in schaduw maar de begroeiingen worden daardoor steeds minder vitaal en dicht.

Vergroten schaduwdruk door inbrengen inheemse soorten
De ecosysteemaanpak die we met LIFE Resilias in deze bossen toepassen, is het vergroten van de schaduwdruk door het inbrengen van boom- en struiksoorten die van nature in beekbegeleidende bossen voorkomen. Soorten die we herintroduceren zijn schaduwtolerante bomen. Bijvoorbeeld winterlinde (Tilia cordata) en zomerlinde (Tilia platyphyllos), haagbeuk (Carpinus betulus), fladderiep (Ulmus laevis), esdoorn (Acer spp.) en hazelaar (Corylus avellana). En op lichtere plekken zoete kers (Prunus avium), boswilg (Salix caprea) en ratelpopulier (Populus tremula). Dit versterkt de gelaagdheid van het bos en gaat vestiging en uitbreiding van invasieve exoten tegen. Herintroductie gebeurt op twee verschillende manieren:

  1. intensief waar de exoten in hoge bedekkingen aanwezig zijn
  2. op een extensieve geleidelijke manier waar we willen voorkomen dat deze zich kunnen gaan vestigen.

De intensieve aanpak gebeurt op lichte plekken waar duizendknopen dominant aanwezig zijn. Hier planten we bomen en struiken in hoge dichtheden aan of -als ze al aanwezig zijn, kiezen we er bewust voor ze te bevoordelen. Gedurende enkele jaren zetten we de aanplant vrij om te voorkomen dat duizendknopen deze overgroeien. Na enkele jaren moet de schaduwdruk ervoor zorgen dat Japanse duizendknoop niet meer dominant is en zelfs geleidelijk verdwijnt.

In de rest van het beekbegeleidende bos nemen we maatregelen die een geleidelijke omvorming van het bos in gang zetten. Door kleinschalige dunningen in monoculturen in combinatie met de aanplant van ontbrekende boom en struiksoorten, zetten we de start naar een gevarieerd structuurrijk bos in, waar duizendknopen zich minder invasief kunnen gedragen.

De  ecosysteemaanpak in beekdalen

Beekdalen zijn relatief laaggelegen gebieden langs een beek en met omringende hogere zandgronden. Het zijn bij uitstek gradiëntrijke landschappen, met veel variatie en daarmee bijzonder waardevol voor de natuur. Het omliggende landschap, het reliëf en de voeding door het grondwater bepalen het karakter van het beekdal, dat daardoor sterk kan sterk variëren.

In LIFE Resilias gaan we in de beekdalen aan de slag met het verhogen van de veerkracht om zo de dominantie van Japanse duizendknoop tegen te gaan. De focus ligt op de beekbegeleidende bossen in beekdalen. Dit zijn hele soortenrijke bossen met een uitbundige voorjaarsbloei van bosanemonen (Anemone nemorosa) en slanke sleutelbloem (Primula elatior). Deze soortenrijkdom wordt echter bedreigd door verdroging en verdringing door Japanse duizendknoop en andere exoten zoals reuzenbalsemien (Impatiens glandulifera). Deze kunnen zich langs beken gemakkelijk verspreiden en vinden in de rijke vochtige ondergrond een goede voedingsbodem om zich invasief uit te breiden.

De ecosysteemaanpak in beekdalen

In beekbegeleidende bossen kunnen invasieve duizendknopen en reuzenbalsemien dichte begroeiingen vormen doordat de bossen relatief licht zijn. Vaak zijn het aangeplante gelijkjarige bossen die bestaan uit boomsoorten waarvan de kronen veel licht doorlaten zoals zomereik en populier. De dichte manshoge begroeiingen van Japanse duizendknoop gaan vervolgens de vestiging van mogelijke concurrerende jonge bomen en struiken tegen.

Goed ontwikkelde beekbegeleidende bossen daarentegen bestaan uit meerdere boomlagen van verschillende boom- en struiksoorten. Echte bosplanten kunnen zich in deze schaduwrijke omstandigheden goed handhaven maar voor snelgroeiende invasieve exoten is het te donker. De eenjarige reuzenbalsemien kan zich daardoor niet meer verjongen. Japanse duizendknoop heeft echter vaak veel reserve opgebouwd. Hij weet zich daardoor lang te handhaven in schaduw maar de begroeiingen worden daardoor steeds minder vitaal en dicht.

Vergroten schaduwdruk door inbrengen inheemse soorten
De ecosysteemaanpak die we met LIFE Resilias in deze bossen toepassen, is het vergroten van de schaduwdruk door het inbrengen van boom- en struiksoorten die van nature in beekbegeleidende bossen voorkomen. Soorten die we herintroduceren zijn schaduwtolerante bomen. Bijvoorbeeld winterlinde (Tilia cordata) en zomerlinde (Tilia platyphyllos), haagbeuk (Carpinus betulus), fladderiep (Ulmus laevis), esdoorn (Acer spp.) en hazelaar (Corylus avellana). En op lichtere plekken zoete kers (Prunus avium), boswilg (Salix caprea) en ratelpopulier (Populus tremula). Dit versterkt de gelaagdheid van het bos en gaat vestiging en uitbreiding van invasieve exoten tegen. Herintroductie gebeurt op twee verschillende manieren:

  1. intensief waar de exoten in hoge bedekkingen aanwezig zijn
  2. op een extensieve geleidelijke manier waar we willen voorkomen dat deze zich kunnen gaan vestigen.

De intensieve aanpak gebeurt op lichte plekken waar duizendknopen dominant aanwezig zijn. Hier planten we bomen en struiken in hoge dichtheden aan of -als ze al aanwezig zijn, kiezen we er bewust voor ze te bevoordelen. Gedurende enkele jaren zetten we de aanplant vrij om te voorkomen dat duizendknopen deze overgroeien. Na enkele jaren moet de schaduwdruk ervoor zorgen dat Japanse duizendknoop niet meer dominant is en zelfs geleidelijk verdwijnt.

In de rest van het beekbegeleidende bos nemen we maatregelen die een geleidelijke omvorming van het bos in gang zetten. Door kleinschalige dunningen in monoculturen in combinatie met aanplant van ontbrekende boom en struiksoorten, zetten we de start naar een gevarieerd structuurrijk bos in, waar duizendknopen zich minder invasief kunnen gedragen.

Laatste nieuws