Inmiddels is duidelijk dat het volledig wegbestrijden van watercrassula in veel gevallen niet haalbaar is. Het Europese LIFE-project Resilias zet daarom in op het beheersen ervan deze invasieve exoot door de dominantie te doorbreken. Het project loopt nu al een paar jaar en in dit artikel op Nature Today delen projectleiders Laura van Veenhuizen en Mariëlle van Riel de vorderingen en bevindingen.

Binnen het project zijn de ecologen aan de slag gegaan in drie voorbeeldgebieden: het oude landbouwgebied Akkerenven van Staatsbosbeheer, het waterwingebied van Evides in het Brabantse Halsteren en twee duinvalleien in het Zeeuwse Zeepe bij Burgh-Haamstede. Mariëlle van Riel: “De ecosysteemaanpak bestaat uit een aantal stappen. Van het in beeld brengen en aanpakken van de vermestingsbronnen, naar het doorbreken van de dominantie en vervolgens de (her)introductie van inheemse plantensoorten om hergroei, en het tot dominantie komen, van watercrassula te verhinderen. Bij het selecteren van de voorbeeldgebieden hebben we niet alleen gekeken naar gebieden waar watercrassula dominant is. Voor de ecosysteemaanpak is het namelijk ook belangrijk dat het gebied niet te voedselrijk is. Die gebieden zijn niet geschikt voor de LIFE Resilias aanpak, omdat watercrassula daar te goed gedijt en het daardoor uiteindelijk toch wint van de inheemse vegetatie.”

Stap 1: terugbrengen aanwezigheid

Laura: “In de gebieden zijn we eerst gestart met een nulmeting. Daarbij keken we onder andere naar de vegetatiestand, de waterkwaliteit, de bodemkwaliteit en of er amfibieën in het gebied zaten. Vervolgens hebben we – bij een lage waterstand – zoveel mogelijk watercrassula verwijderd. In 2019 is dat gebeurd in het Akkerenven, in de zomer van 2020 was Halsteren aan de beurt en in Zeepe hebben we de exoot in juli 2022 verwijderd.”

De eerste stap in de ecosysteemaanpak van watercrassula is het terugbrengen van de aanwezigheid van de exoot tot meer dan 95 procent; het doorbreken van de dominantie. Dat kan door de besmetting af te graven met een machine, zeil te plaatsen of met heet water te behandelen. Deze methoden zijn op zichzelf niet effectief om watercrassula compleet te elimineren, maar ze maken dichte opstanden weer open. Waar mogelijk worden ook de vermestingsbronnen aangepast om zo de beschikbare voedingsstoffen te verlagen.

Stap 2: inbrengen inheemse planten soorten

Laura: “Het inbrengen van concurrenten is een belangrijke vervolgstap. Daarbij kiezen we voor inheemse plantensoorten die passen bij de standplaatscondities van het ecosysteem. Het is belangrijk dat je dit zo kort mogelijk op het verwijderen van de watercrassula doet, anders krijgt de exoot weer de kans om terug te komen. Voor de planning is dit echt nog wel een uitdaging om het goed af te stemmen. Zo halen we de watercrassula weg als de waterstand het laagste staat en dat is dan meestal in de droogste periode, maar dan is het ook weer lastig om inheemse oeversoorten te planten.”

“In het voorbeeldgebied Akkerenven hebben we in 2019 oeverkruid aangeplant en in 2020 hebben we nog voor een tweede ronde gekozen. Het was toen een lange periode droog geweest en dat pakte wat minder uit voor het oeverkruid waardoor de watercrassula weer wat meer de ruimte kreeg. In Halsteren hebben we de hoge oevers in 2020 ingezaaid met een inheems graskruidenmengsel. In de waterlaag hebben we oeverkruid uitgestrooid en vanuit een ander project kregen we ook nog kleine hoeveelheden andere soorten om in te zetten. Daar zaten onder andere moerashertshooi en peelvaren bij.”

Mariëlle: “In Zeepe heb ik ook oeverkruidplantjes geplant. Daarnaast hebben we op de randen ook maaisel uit de duinvallei uitgestrooid. Een jaar later hebben we dat nog een keer herhaald, omdat we een beetje de pech hadden dat we twee erg natte jaren achter elkaar hadden. Droge en natte jaren zijn vooraf niet te voorspellen, maar ze hebben wel effect op deze ecosysteemaanpak. Dat blijkt inmiddels wel.”

Stap 3: monitoring van de gebieden

Minimaal drie keer per jaar worden er nu vegetatiemonsters afgekomen in de drie voorbeeldgebieden. Mariëlle: “In elke keer exact dezelfde proefvlakken meten we de percentages aanwezigheid watercrassula. Daarnaast meten we ook de waterkwaliteit, omdat watercrassula ook onder water groeit. Zo kijken we hoeveel CO2 in het water groeit en welke plantvoedingstoffen erin zitten. Hetzelfde doen we op de oevers, maar dan met de bodemkwaliteit.”

Laura: “We kijken bij onze ecosysteemaanpak naar het hele gebied. De omgeving van het gebied waarin we werken is immers van invloed. Zo was het Akkerenven super voedselrijk geworden via een sloot die vanuit een boerderij het gebied instroomde. Daar moet je dan ook wel iets mee doen, wil je aanpak succesvol zijn.”

Uit de monitoring van het voorbeeldgebied in Halsteren blijkt dat de watercrassula er nu nog wel is. Laura: “Het is ook nooit het doel geweest om het 100% te elimineren. We willen de dominatie doorbreken en in dat opzicht vinden we het een heel goed teken dat we nu zien dat de inheemse vegetatie heel goed aanslaat. Het blijft nog wel spannend, want we hebben nu weer een heel nat jaar achter de rug. De grassen die we hadden ingezaaid stonden daardoor helemaal onder water en dan moet je maar zien hoe dat verder uitpakt. Maar onze voorlopige conclusie in dit gebied is wel dat de ecosysteemaanpak hier werkt.”

Laura: “In Zeepe zagen na het eerste jaar dat het oeverkruid heel goed aansloeg. We waren toen heel enthousiast en kregen mooie onderwatermatten. Het jaar erna kwam de watercrassula toch weer op en nu zien we dat de watercrassula weer dominant wordt in de grote plas waar het zuidelijke deel in de zomer droogvalt. In het deel dat onderwater blijft staan, zien we dat het oeverkruid het beter doet. In de kleine plas in het gebied staat het oeverkruid er ook nog goed bij, maar ook daar zien we de watercrassula weer terugkeren. De duinvalleien zijn dus wellicht toch té voedselrijk voor de ecosysteemaanpak. In de omgeving rond het voorbeeldgebied zit ook nog heel veel watercrassula en als het water hoog staat, staat het al snel met elkaar in verbinding en krijt de exoot weer gemakkelijk toegang. Maar we blijven het monitoren en we weten ook niet wat het weer volgend jaar doet…”

Akkerenven was voor de uitvoering 100% watercrassula. Mariëlla: “Het oeverkruid is er inmiddels mooi aangeslagen en de watercrassula komt nu ook weer wat terug. Ze zitten op dit moment echt midden in de concurrentiefase om voedsel en ruimte. Aan de Noordelijke kant lijkt de watercrassula het te gaan winnen en aan de zuidelijke kant staat het oeverkruid er beter voor. We weten dus nog niet welke kant het opslaat en dat maakt het wel spannend. Wat wel interessant is om te zien: we zien ook dat meer andere inheemse soorten uit zichzelf opkomen, omdat ze daar de ruimte voor hebben.”

Dit LIFE-project van Stichting Bargerveen en Bosgroep Zuid Nederland loopt nog tot en met 2027.